Vorige week waren manlief en ik in Taiwan. Voor de zaak! Dus jullie hoeven niet jaloers te worden. Alhoewel we het weekend natuurlijk wel gebruikten om wat meer van het prachtige eiland te zien. Een zakenrelatie haalde ons van het vliegveld en regelde, zolang we onder zijn hoede waren, alles voor ons. En als ik zeg alles, dan bedoel ik ook alles. Aziatische gastvrijheid, daar kunnen Westerlingen nog wat van leren.
Natuurlijk moesten we werken, maar buiten dat: we werden rondgereden, er werd lunch voor ons besteld, we werden begeleid bij een tempelbezoek, we werden naar ons hotel gebracht (dat door hem was gereserveerd en betaald), mee uit eten genomen en weer teruggebracht naar het hotel. Ik was eigenlijk een béétje teleurgesteld dat hij ons niet eens even lekker in kwam stoppen voor het slapengaan.
De volgende dag was het weekend. Maar onze gastheer bracht ons natuurlijk toch in alle vroegte naar het station om ons op de trein te zetten, wees ons de juiste stoelen (kaartjes waren door hem gekocht), checkte of we aan boord wel lunch zouden krijgen en maakte zich zorgen over hoe dat nou toch met ons moest op de plaats van bestemming. Hoe konden we weten waar we eruit moesten? Hoe zouden we bij ons hotel komen? Hoe kwamen we bij de toeristische bezienswaardigheden aldaar, als hulpeloze, verloren Westerlingen? We stelden hem gerust door te garanderen dat we genoeg Chinees kunnen lezen om de naam van onze bestemming te herkennen. En de naam van ons hotel hadden we in Chinese karakters op papier (heel belangrijk in landen waar een toontaal gesproken wordt. Ik kan ons adres in Hong Kong na een jaar soms nog zo ‘verkeerd’ zeggen, dat taxichauffeurs werkelijk geen idee hebben waar ik nou heen wil). Vervolgens maakten we onze lieve gastheer ernstig aan het schrikken door te vertellen dat we van plan waren om dat weekend een auto te huren. We zouden de weg kwijt raken en nooit meer ons hotel terugvinden! De borden waren misschien niet in het Engels! Hij maakte zich zo druk dat ik medelijden kreeg. Het was duidelijk dat hij diep ongelukkig was door onze extreem wilde plannen en zich schuldig voelde dat we, in zijn land, zonder begeleiding dingen gingen doen waardoor het waarschijnlijk slecht met ons zou aflopen.
Maar ik was opgelucht toen manlief en ik weer met z’n tweeën waren. Hoe fantastisch die gastvrijheid ook is, op een gegeven moment is het toch tamelijk vermoeiend om de hele tijd representatief te zitten wezen.
Na het weekend troffen we onze beschermengel weer, op een beurs. Hij vroeg hoe onze treinreis was geweest, of we nog een auto hadden gehuurd en waar we hadden gegeten. Natuurlijk was alles goed gegaan, wat hij enorm verbazingwekkend vond. Hij vertelde dat hij in zo’n veertig landen is geweest, maar reizen haat en het bijna niet meer doet. Hij weet de weg niet, spreekt de taal niet en was bijvoorbeeld in Zuid Amerika drie keer (!) beroofd. Als hij honger had, wist hij niet wat hij moest bestellen, want ook al spreekt hij echt heel goed Engels (dit ontkent hij zelf natuurlijk, zoals een ware Aziaat betaamt), de namen van gerechten en ingrediënten zeggen hem niets. Daarom gaat hij in het buitenland altijd naar de McDonalds, zodat hij tenminste weet wat hij bestelt.
Overal ter wereld naar de McDonalds! Wat vreselijk. Ik kan me voorstellen dat je dan liever thuisblijft. Wat moet hij zich eenzaam, verwaarloosd en ongewenst hebben gevoeld, daar in het Westen. Waar waren zijn zakenrelaties? Voor hem voelde niemand zich verantwoordelijk en dat moet voor een Aziaat onbegrijpelijk zijn. Ik vond het zielig en nam me voor voortaan eenzame zakenlui in McDonaldsen te adopteren. Want zoals ik al zei: Aziatische gastvrijheid, daar kunnen we nog wat van leren. Maar ons lef en onze ontspannen houding ten opzichte van plekken en situaties die we niet kennen, daar heeft hij misschien wel wat van geleerd. Hopelijk minstens genoeg om bij een volgende reis een keer een avondje niet bij de McDonalds te dineren.
Pêng-An!
Wytske