Winkelmedewerkers in Hong Kong hebben vaak twee conflicterende kenmerken: graag enorm ingewikkelde spaarprogramma’s willen uitleggen en zeer matig Engels spreken. Ik heb een, al zeg ik het zelf, aardig foefje om ze hun verhaal rustig te laten herhalen, zonder ze te wijzen op hun gebrekkige spreekvaardigheid: ik zeg dat ik ze niet goed begrijp, omdat ik Nederlands ben en mijn Engels niet zo goed is. (Dit is trouwens ook niet geheel onwaar, laatst vroeg ik bij Estee Lauder om een ‘monster’ in plaats van een ‘sample’.)
Engels is, vanwege het koloniale verleden, naast het Kantonees echter wel een officiële taal in Hong Kong. Dat betekent dat bijvoorbeeld websites van de overheid, borden op straat, productinformatie en veel menukaarten tweetalig zijn. Handig!
Nu waren manlief en ik de afgelopen twee weken voor een beurs in Japan. En daar was communiceren een veel grotere uitdaging dan in Hong Kong. We bleken ineens doofstom en analfabeet! Niets kunnen lezen, niets kunnen verstaan, geen woorden kunnen gebruiken… Gelukkig zijn Japanners enorm hulpvaardig: ze spreken geen Engels, maar buitelen over elkaar heen om je te kunnen helpen. En wij werden natuurlijk steeds inventiever.
Zo ging ik in de 1000 Yen shop iets Glassex-achtigs zoeken om onze stand heel huiselijk wat op te poetsen. Ik zocht tussen de overduidelijke schoonmaakmiddelen naar een handspray-fles-gevuld-met-blauwe-vloeistof, maar kwam er niet uit. Ik besloot het te gaan “vragen” aan een aardige verkoopster. Ik gebaarde sprayen en zei “pssst pssst”, daarna gebaarde ik tafel-afneembewegingen. Ze snapte het! En ja, het spul bleek ook in Japan blauw. Later moest ik make-up remover vinden. Hier liet manlief zijn non-verbale talenten de vrije loop. Hij gebaarde eerst mascara (!!!) en toen het wassen van zijn oogzones (als je man dit voor je doet, weet je dat hij echt van je houdt). Ook dat werkte! We hadden de smaak te pakken.
Maar het ging niet altijd goed. Ik had me als vegetariër ingelezen en wist dus dat het in Japan best lastig kan zijn als je behalve geen vlees ook geen vis eet. In een authentiek restaurantje waar de hele staf ons hielp, wees ik daarom in mijn woordenboekje-met-foto’s op alle dieren en gebaarde daarna “nee!”. Ze begrepen het, riepen “begetarian!” (Japans voor vegetariër) en renden enthousiast naar de keuken. Even later kreeg ik een heerlijke salade met tofu en croutons. “He, wat lekker!” riep ik tegen manlief. “Vooral die croutons, zo knapperig!” We bekeken ze eens wat beter. De croutons hadden oogjes… En een staartje…. En waren piepkleine gedroogde visjes. Eentje leek naar me te knipogen. Ze waren zo klein dat de Japanners ze blijkbaar niet als diertje vonden tellen. Ik verstopte ze maar onder een blaadje sla, want die samurai-obers waren zo lief. Nu moet ik dus nog leren hoe ik gebaar dat ik kleine-gedroogde-visjes-die-eruitzien-en-smaken-als-croutons ook liever niet wil.
Sayonara!
Wytske