Het stukje Chinese Muur dat manlief en ik vorige week samen met onze gids bezochten, ligt op een één kilometer hoge bergrug. Luie waaghalzen als we zijn, besloten we de zeer roestige stoeltjeslift naar boven te nemen. Boven kwamen we tot de teleurstellende ontdekking dat we alsnog een eind moesten klimmen om bij de muur te komen. We liepen langs een paar Chinezen die wat onduidelijk stonden te staan en twee van hen liepen met ons verder.
Een jonge vrouw liep achter manlief en een oud mannetje schuifelde vlakbij mij. Ik lachte vriendelijk naar mijn nieuwe metgezel. Het opaatje lachte terug en zei dat het belangrijk was om rustig te klimmen. Ik beaamde dit in het Chinees (heus!) en ploeterde verder. Nu ligt het misschien totaal aan mij, maar als ik hevig zwetend een bergrug bedwing heb ik nóg meer personal space nodig dan anders. Dus toen ik na een paar keer testen concludeerde dat het oude mannetje de hele tijd vlakbij me bleef, stopte als ik stopte en doorliep als ik doorliep, kreeg ik de kriebels. En ik begon het mannetje ervan te verdenken, dat hij mij volgde met een voor de hand liggend doel: mij iets te verkopen. Maar ja, het was wel een lief mannetje… Wat nu?! Ik sloeg het ‘loop langzaam’-advies in de wind en begon het tempo juist op te voeren, om hem af te schudden.
Eenmaal op de muur stond hij, getraind als hij was, toch snel weer naast me en zei iets over de wachttoren naast ons. Ik maakte heel handig duidelijk dat we al een gids hadden: ik luisterde actief naar onze gids die een interessant weetje over de muur vertelde. Net als wij allemaal, snotterde onze gids van de klim. Ik gaf haar een zakdoekje en bood het mannetje er ook een aan. Tenslotte schept samen klimmen een band! Vervolgens zei ik netjes “tot ziens” tegen hem en volgde onze gids.
Maar het oude mannetje liet zich niet uit het rijstveld slaan, want hij bleef nog een tijdje stilletjes bumperkleven. Ik kreeg spijt dat ik zo aardig was geweest, en toen werd ik verdrietig dat ik spijt kreeg dat ik zo aardig was geweest. Want ik wil niet niet-aardig zijn tegen mensen! Manlief heeft hier minder last van. Om zijn stalker kwijt te raken riep hij bozig “you can follow me all day, but I tell you now: I am NOT going to buy anything!” tegen de vrouw in zijn kielzog. Ze haakte (tijdelijk) af. De gids vertelde dat de verkopers niet veel keus hebben: ze hebben dit ‘baantje’ nodig om wat schamele centjes te verdienen.
Op de weg terug kwamen we ze weer tegen en begon het stalken weer. Dit keer werden ze concreet: ze wilden ons pakjes kaarten en een boek verkopen. Mijn principes raakten in conflict en ik kreeg de volgende cirkelgedachten: Ik koop geen dingen die ik niet nodig heb. Ik geef wel geld aan bedelaars en dit mannetje is ook vast heel arm. Maar geld geven aan een Chinese verkoper zonder zijn product te willen, zou hij niet begrijpen en zelfs als een belediging op kunnen vatten… Toch iets kopen? Maar dan beloon ik ook nog het irritante stalken. He, wat arrogant van mij, om te denken dat ik door niet-kopen het stalken kan doen afnemen! Maar, ik wil die spullen gewoon ook écht niet hebben. En ik koop geen dingen die ik niet nodig heb…
Gelukkig had ik tussendoor nog net tijd om te genieten van het indrukwekkende, antieke stuk muur en het overweldigende uitzicht. Ook mijmerde ik over hoe de wereld er hier vroeger uit zag. Ik dacht aan Chinese wachters, die dagenlang in de spartaanse wachttorens zaten. In weer en wind, turend in de verte, altijd alert op een aanval van woeste, Mongoolse krijgers. Of opdringerige perkamentventers.
Zai jian!
Wytske