Omdat mijn B&S-vriendin S. en ik wel eens wat meer wilden zien dan enorme gebouwen, kleurige marktjes en hier en daar een Louis Vuitton boetiek, meldden we ons aan voor een ‘junktrip’, georganiseerd door regel-vriendin N. Een junk is een Chinese boot en junktrips zijn hier een fenomeen.
Als je een regelneef bent huur je een junk, en nodig je vrienden en vrienden-van-vrienden uit. En als het weer en je netwerk meewerken, ben je verzekerd van een heerlijk dagje op het water: aanleggen bij vissersdorpjes, lunchen op de boot, lekker lezen in de schaduw, in baaien voor anker gaan om van de boot te springen, te zwemmen, te zonnen op het dek of op het strand en zelfs te snorkelen. En ‘s middags wordt er natuurlijk geborreld aan boord. Echt een mini-vakantie, waarbij je ook nog eens allemaal verschillende (soorten) mensen leert kennen!
S. en ik waren erg tevreden met onze junkdoop. We voelden ons zeer avontuurlijk en bovendien konden we weer een belangrijk ding van ons things-to-do-when-we-live-in-HK lijstje afstrepen. N. had vantevoren gezegd dat de gemiddelde leeftijd van deze groep junkgangers lager dan anders was: een jaartje of 20. Dat vonden S. en ik (beiden uit het degelijke bouw- en fantastisch wijnjaar 1975) niet erg. We zagen onszelf al waardig op het dek zitten, met hoedjes op en een glas sherry in de hand. En inderdaad, eenmaal op de boot hadden de andere zeevaarders, met name Nederlandse stagiair(e)s, het over onbegrijpelijke zaken als “de gap tussen m’n bachelorrrs en masterrrs”, en vonden ze alles chill. S. en ik namen aan dat chill iets goeds was en hadden een hartstikke leuke, gezellige dag. Helemáál geen last van een generatie gap.
Nu laat ik natuurlijk geen enkele junkuitnodiging meer aan me voorbij gaan: ik ben een junkjunk! Afgelopen zondag ging ik voor de derde keer de woeste baren onveilig maken, en ook manlief moest eraan geloven. Al snorkelend wisten we deze keer zelfs een flink aantal vissen te spotten (Nemo!), maar een duikbril-op-sterkte bleek toch geen overbodige luxe. Want wat ik niet goed zag, was een stuk koraal dat nogal dicht onder het wateroppervlakte lag. Ik haalde mijn been open. Bloed! Onmiddellijk kreeg ik een visioen van een gigantische haai die, a la Finding Nemo, na een vleugje van mijn bloed geroken te hebben, met bloeddorstig opgetrokken lippen en dode ogen het water vliegensvlug doorklieft, op weg naar datgene wat zo lekker ruikt. Mijn been dus. Manlief, die altijd overal het positieve van inziet, troostte me met de gedachte dat ik over 4 jaar met de paralympics mee zou kunnen doen als eenbenige zwemster.
Gelukkig maakte ik me druk om niets (dat krijg je als je je kennis van haaien voornamelijk hebt opgedaan door Finding Nemo twintig keer te kijken), want er kwam helemaal geen haai. De kapitein regelde pleisters en jodium en al snel was ik weer afgeleid door goede gesprekken en koud bier.
En als het straks, in oktober of zo, wat minder warm is gaan manlief en ik hiken, want dat schijnt hier dus ook helemaal geweldig te zijn! Moet ik wel eerst even naar Kung Fu Panda, zodat ik weet wat voor wildlife ik op al die prachtige, groene heuvels kan verwachten…
Joy-Gin!
Wytske